Bij een rentmeester denken we al snel aan iemand op leeftijd, Engels gekleed met een tweedjasje, behoudende instelling en een pijp. Daarentegen, bij lef dichten we dit graag de jeugd toe, spijkerbroek met kleurrijke sneakers en toch net even iets verder durven gaan. Eigenlijk moeten we in het huidige tijdsbeeld beide termen dringend met elkaar verenigen.

Afgelopen zaterdag was ik weer terug op één van mijn Alma Maters, in dit geval Nijenrode. Het instituut bestaat 75 jaar en het 15e lustrum werd groots gevierd. Het was ontzettend leuk en waardevol om vele van mijn medestudenten van eind jaren ’80 weer eens te zien. Toegegeven, we zijn de jongste niet meer en hier en daar is onze haardos inmiddels al behoorlijk geslonken, grijs of helemaal niet meer aanwezig. Maar als het tegen de avond loopt en Candy Dulfer op het podium staat, dan is het weer helemaal als vanouds. Niemand staat erbij stil, letterlijk, dat onze danspasjes wellicht van de vorige eeuw dateren. We dansten er zoals vanouds op los met een glas bier of een flesje 0,0% in de hand.

Toen ik nog op Nijenrode studeerde, was het intern wonen én verplicht lid van de vereniging. De drie pijlers van destijds maken dat de oud-studenten van alle leergangen zich zo nauw met elkaar verbonden voelen: studie, studentenvereniging en campusleven. Maar die tijden zijn veranderd, het programma is steeds internationaler geworden, de voertaal inmiddels grotendeels Engels en ook de naam is veranderd, Nijenrode is nu Nyenrode. Maar in de kern vond ik in de gesprekken met huidige studenten nog veel terug van onze tijden. Zo ook in het thema van het lustrum.

De lustrumdag ging over drie hedendaagse pijlers; entrepreneurship, leadership en stewardship. De eerste twee hangen samen met lef hebben en doen, de laatste laat zich het beste vertalen als “rentmeesterschap”. Dat oud-Nederlandse woord past prima bij het eeuwenoude Kasteel. Rentmeesterschap is echter de afgelopen decennia zeer actueel geworden in het licht van vraagstukken op het gebied van duurzaamheid en onze aarde. Een goed rentmeester zijn betekent immers zuinig omgaan met geld, milieubewust en zonder “onnodige” zaken leven. Het is denken aan de volgende generaties.

Tijdens de middag van de lustrumviering waren er inspiratie-sessies. Alumni die voor Alumni hun verhaal kwamen doen. Juist omdat ik de governance-opleiding tot commissaris heb gevolgd aan een andere Alma Mater (Erasmus Rotterdam), besloot ik om de inspiratie sessies rondom governance te gaan bezoeken. Het was een buitenkans om Petri Hofsté, meermalig gekroond tot invloedrijkste commissaris van Nederland, te horen spreken. Na Petri sprak vervolgens een oud-collega van het MRC Nijenrode, inmiddels Prof. Dr. Roberto Flören. Hij ging nader in op familiebedrijven, toezicht houden en duurzaamheid. Familiebedrijven vormen de voornaamste backbone van ondernemend Nederland. Uit analyse blijkt dat door de langere scope (generaties i.p.v. kwartalen) en “shareholders versus sharetraders” familiebedrijven op het gebied van duurzaamheid vaak vooroplopen. Gulpener Bier (8e generatie inmiddels), waar Roberto als STAK-bestuurder bij betrokken is, is zo’n prachtig voorbeeld. Lijkt me een mooie uitdaging voor Heineken om het nog beter te doen; uiteindelijk is dit in de kern ook nog steeds een familiebedrijf.

Uit onderzoek blijkt overigens dat vele middelgrote en kleine familiebedrijven op het gebied van governance de stap naar een Raad van Commissarissen (RvC) nog wat groot vinden. Dat is begrijpelijk, immers met zo’n RvC leg je bijvoorbeeld de benoeming van de bestuurders bij deze commissarissen en dus mogelijk buiten de familie. Een mooie opstap vormt dan een Raad van Advies (RvA). Vanuit CEO-CFO Capabel is er, na een zorgvuldige voorbereiding het afgelopen half jaar, recentelijk besloten om vanuit onze partnerorganisatie voor deze familiebedrijven bij de oprichting van RvA’s ondersteuning te gaan bieden. Het kan een mooie opstap zijn naar de meer formele governance middels een RvC en/of STAK-bestuur in de toekomst.

Ikzelf ben overigens vanuit governance ook betrokken bij een familiebedrijf. Ik doe dit als STAK-bestuurslid bij een steenfabriek, verkozen door – maar zelf géén familielid. Een grote kostencomponent bij de productie van stenen is het bakken van de klei in de oven. Dit gebeurt bij een temperatuur van zo rond de 1,200 graden Celsius en met aardgas. In deze tijden is dat dus écht een uitdaging op het gebied van goed rentmeesterschap, zowel m.b.t. het milieu als ook de financiële component. Verder heb ik volgende week gesprekken bij een Amsterdamse corporatie voor een tweede mogelijke toezichthoudende functie. Ook daar gaan goed rentmeesterschap en governance hand in hand. De uitdagingen op het gebied van volkshuisvesting zijn buitengewoon groot. Beschikbaarheid, betaalbaarheid en duurzaamheid staan op gespannen voet met elkaar.

Een ander voorbeeld van complexiteit zag ik overigens gisteren op t.v. toen ik keek naar het VPRO-programma “Tegenlicht”. Ditmaal ging het over hoe in de logistiek we wereldwijd zo veel elementen aan elkaar verknoopt hebben, dat verstoringen van één boot klem in een kanaal kunnen zorgen voor enorme problemen wereldwijd. Het “Just-in-time” van Toyota uit de jaren ’50 van de vorige eeuw, moet eigenlijk pas recent meer plaats maken voor “Just-in-case”. We zullen verder moeten vereenvoudigen en meer dichterbij sourcen. Anders worden mini-onderdeeltjes ineens een groot probleem. De wereld is eigenlijk te complex geworden en het oude JIT-denken past hier niet in. Ook niet voor het milieu; halffabrikaten gaan in diverse stappen soms meermaals de wereld over alvorens het eindfabrikaat bij de finale consument belandt. Duurzaamheid is ver te zoeken.

Zo zie ik een parallel met governance, de complexiteit neemt almaar toe. Als gevolg van misstanden, zijn er steeds meer regeltjes gekomen met het risico dat commissarissen het grotere plaatje uit het oog verliezen. Ik las laatst een mooi boek “Onder commissarissen” van Marilieke Engbers. Zij is verbonden aan mijn derde Alma Mater (VU Amsterdam) op het gebied van governance en board-room decision making. Zij haalt in haar boek aan dat onze huidige manier van werken van RvC’s is terug te voeren op de “ideale bureaucratie”, gebaseerd op ideeën van de Duitse socioloog Max Weber. Die ideeën zijn echter nog ouder dan JIT en dateren al van rond 1900. En ze wringen. Ik kan in deze blog niet veel verder ingaan op haar boek, maar kan het ten zeerste aanraden. In het boek haalt ze in de proloog aan wat collega-commissarissen zeggen over Petri Hofsté: “Zij durft de vragen te stellen die de rest van ons alleen maar denken”.

Als het gaat om de wereld behouden voor onze kinderen, lijkt me dit fundamenteel en een noodzakelijke houding. Dat vraagt wel lef hebben als rentmeester in de boardroom. Een tweed-jasje met gympen, waarom niet?

John van Haaren,
Partner CEO-CFO Capabel

Bekijk profiel

Bekijk LinkedIn

Gerelateerde blogberichten

Van advies naar toezicht

Naast de interim-projecten die ik vanuit CFO-CEO Capabel* doe, ben ik de afgelopen weken op verschillende momenten in aanraking gekomen…

Verder lezen
Cultuurverschillen

Cultuurverschillen

Op werkdagen om 06.45 uur gaat iedere dag mijn wekker. En dat is nu in Nederland, bijna een uur eerder…

Verder lezen